BETREKKEN, BEGELEIDEN EN INSPIREREN...
Als je jeugd wilt binden, dien je ze een duidelijke stem te geven. En je moet vooral ook naar al die stemmen luisteren. Dat stelt Ivo Kouwenhoven. Als dirigent, componist en uitgever heeft hij zich gespecialiseerd in het omgaan met kinderen en jongeren binnen muziekverenigingen. In deze bijdrage deelt hij iets van zijn visie.
“Ook met één noot kun je muziek maken. Het betekent dus dat kinderen die nog maar net een instrument spelen, mee kunnen doen. Een heel andere benadering. Vaak zie je dat kinderen pas met een A-diploma – of zelfs een B-diploma – bij een jeugdorkest mogen spelen. Mijn visie druist daar juist helemaal tegenin. Ik vind dat je zo snel mogelijk samen moet spelen. Vanaf les één.
Vaak bepalen de volwassenen wat de kinderen moeten gaan doen. Als je je A-diploma hebt, ga je naar dat orkest. Bij je B-diploma ga je daar naartoe. Terwijl de leerbehoefte van een kind vaak heel ergens anders ligt. Die heeft een A-diploma en kan misschien muzikaal doorstromen naar het groot orkest, maar dan is de grote vraag: wil het kind dat zelf ook.
Misschien kiest hij of zij er zelf wel heel bewust voor om bij het jeugdorkest te blijven. Gewoon omdat ie het daar leuker vindt. Misschien omdat daar de vriendjes of vriendinnetjes zitten. Of denkt ie: ik zit wel in dat grote orkest, maar ik vind de muziek niet leuk en er wordt niet tegen me gepraat. Het is waarom kinderen uiteindelijk afhaken. Omdat wij als volwassenen bepalen wat goed voor een kind is. En niet het kind zelf.
Een vereniging moet zich afvragen waarom zulk soort regels van opleiden en doorstromen bestaan. Heb je van je vereniging een standbeeld gemaakt met een soort van prestatiedoelstelling uit de vorige eeuw. Of zie je het juist als een zandsculptuur en kijk je naar elke individuele muzikant met de vraag: wat heb jij nodig en waar voel jij je prettig bij?
Betrekken, begeleiden en inspireren zijn de kernwoorden waar het om gaat. Bij volwassenen én bij kinderen. Ze moeten betrokken zijn bij de muziek die ze spelen en bij het repetitieproces. Ben niet de dirigent die zegt; het zit zus en het zit zo. Neem die kinderen gewoon actief mee in het hele proces.”
“Betrekken, begeleiden en inspireren zijn de kernwoorden waar het om gaat. Bij volwassenen én bij kinderen.”
“Muziektheorie wordt vaak apart gehouden van het muziek maken. Vaak zijn er zelfs aparte lessen voor. Ik vind juist dat je de theorie helemaal moet verweven binnen de les. Dan maar geen zes muziekwerken, maar drie. Focus je daar dan veel dieper op. Leg de muziektheorie uit aan de hand van die muziekstukken. Je zult zien dat kinderen het dan veel beter gaan snappen.
Waarom moet de dirigent elke keer het orkest afstemmen? Met een modern stemapparaat kunnen de kinderen dat toch prima zelf. Laat dat de kinderen via een rouleringssysteem bijvoorbeeld een voor een doen. Waarbij ze dan ook zeggen wat iemand dan met z’n instrument moet doen. En je kunt meteen uitleggen hoe je het ook kunt horen.
Als er boven een muziekstuk ‘kwartnoot is honderd’ staat, zegt dat kinderen op zich niks. Het gaat pas leven als ze het zelf ervaren. Laat ze het gewoon zelf dirigeren. Dan kun je meteen uitleggen wat elke slag precies betekent. Dat een eerste tel altijd omlaag gaat en zo. Dat soort dingen maakt de repetitie én leerzamer én leuker.
Veel verenigingen gaan uit van didactiek. Ik ben de docent, ik heb de kennis, jij hebt geen kennis en ik breng de kennis over op jou. Dat toetsen we dan vervolgens met een examen. Red je dat examen niet, dan zetten we nog een extra stapje voor de herkansing. Ik ga zelf voor de pedagogische benadering, waarbij het gaat om de interactie met de kinderen.
Jongeren zien gelijk wat voor dirigent je bent. Zodra je binnenkomt, weten ze: ik vind jou leuk of ik vind jou niet leuk. Dat leuk vinden is voor die kinderen in het begin dan veel belangrijker dan of je mooi kunt dirigeren. Dat is trouwens iets waar je als dirigent zelf ook weinig aan kunt veranderen. Dat zit in je persoonlijkheid. Als je toneel gaat spelen, prikken kinderen daar direct doorheen.”
“Een dirigent leuk vinden is voor kinderen in het begin veel belangrijker dan of je mooi kunt dirigeren.”
“Deze visie heeft natuurlijk consequenties voor het aanstellen van jeugdorkest-dirigenten. Voor de grote orkesten hebben we vaak echte procedures met sollicitatiebrieven, gesprekken met delegaties uit het orkest, proefdirecties. Terwijl we bij een jeugdorkest de nieuwe man of vrouw voor het orkest zetten en zeggen: dit is jullie nieuwe dirigent. Terwijl we niks aan de kinderen vragen. Waarom nodigen we dan geen kandidaten uit voor een gesprek met de kinderen of een proefdirectie? Zodat de kinderen ook kunnen meebeslissen. Dit wordt toch de persoon die de sfeer in het jeugdorkest gaat bepalen. En uiteindelijk een belangrijk aandeel heeft in de keuze van kinderen om te blijven.”